Haar haar glooit tot op de schouders, broos gekruld en spierwit. Haar gezicht is door haar lange leven getekend. Haar ogen zijn waterig blauw. Haar handen zijn fijn en smal, blauwe riviertjes kabbelen er langzaam overheen. Stapje voor stapje schuifelt ze door de gang. De woorden die ze spreekt, zijn bijna niet meer te verstaan.
Dan haal ik mijn accordeon uit haar koffer. En daar zijn de pretlichtjes in haar ogen. Ze komt naast me zitten. Ik doe de banden om mijn schouders en kijk haar even aan. Daar gaan we. Vol overgave zingt ze alles mee dat voorbij komt. De mevrouw neemt de rest mee in haar enthousiasme. Sommigen komen vanuit een andere huiskamer op het geluid af. Anderen komen even binnen, weer anderen blijven in de hal zorgvuldig in de gaten houden wat er gebeurt terwijl ze zachtjes meezingen. De afdeling met diep demente mensen komt langzaam tot leven.
Dan haal ik mijn accordeon uit haar koffer. En daar zijn de pretlichtjes in haar ogen. Ze komt naast me zitten. Ik doe de banden om mijn schouders en kijk haar even aan. Daar gaan we. Vol overgave zingt ze alles mee dat voorbij komt. De mevrouw neemt de rest mee in haar enthousiasme. Sommigen komen vanuit een andere huiskamer op het geluid af. Anderen komen even binnen, weer anderen blijven in de hal zorgvuldig in de gaten houden wat er gebeurt terwijl ze zachtjes meezingen. De afdeling met diep demente mensen komt langzaam tot leven.